Muzikaal gehoor en muziektheoretische kennis
Beheersing van het notenschrift in viool- en bassleutel.
Bekendheid met de grondbeginselen van de klassieke harmonie (begrippen: tonica, dominant, subdominant, grondtoon, leidtoon etc.)
Voortekening van de majeur- en mineurtoonsoorten.
Noteren en lezen in (een combinatie van) 2 sleutels, op het gehoor herkennen en zingen vanmajeur-, authentieke mineur-, harmonische mineur- en melodische mineurtoonladders.
Noteren en lezen in (een combinatie van) 2 sleutels, op het gehoor herkennen en zingen van alle intervallen (binnen het octaaf).
Noteren en lezen in (een combinatie van) 2 sleutels, op het gehoor herkennen en zingen van 4 soorten drieklanken: majeur, mineur, verminderd en overmatig, zowel in grondligging als ineerste of tweede omkering.
Noteren en lezen in (een combinatie van) 2 sleutels, op het gehoor herkennen en zingen van 6 soorten septiemakkoorden: dominant 7, groot 7, klein 7, klein-groot 7, verminderd 7 en half verminderd 7; alleen grondliggingen.
Op het gehoor nazingen van melodiefragmenten, baslijnen en eenvoudige akkoordprogressies.
Melodisch dictee.
Ritmisch dictee.
Van blad zingen van een eenvoudige melodie.
Van blad lezen van een eenvoudig ritme (t/m 16e noot, eenvoudige syncopen, reguliere antimetrische figuren in de gangbare maatsoorten (3/4, 4/4, 6/8 etc.).